Hoofdstuk 3 - Woordenlijst

Bij methode FCE Gold aangemaakt op 08-12-2022 door julia en inmiddels 226 keer bekeken.
Leerjaar: 3

Vragen

fiction = fictie
relate (to) = gerelateerd zijn aan
gasp = Naar adem happen
stunned = overdonderd
disoriented = gedesoriënteerd
unsteadily = instabiel
sign = teken
lecture = les
feature = kenmerk
landscape = landschap
still = stil
gaze = staren
surroundings = omgeving
glimpse = glimp
rise = stijgen
halfway = halverwege
lone = eenzaam
figure = figuur
trail = spoor
flatten = plat vouwen
wonder = zich afvragen
take it from there = dan kijken we verder
scatter = zich verspreiden
meadow = weide
trial off = afdruipen
murmur = mompelen
accent = accent
shrug = ophalen
trip = struikelen
stare = staren
splitting headache = barstende hoofdpijn
sink in = bezinken
random = steekproefsgewijs
seed = zaad
seemingly = schijnbaar
endless = eindeloos
breeze = bries
avoid = vermijden
authorities = autoriteiten
investigate = onderzoeken
look into = onderzoeken
look up = opzoeken
look up to = opkijken naar
look out for = kijk uit naar
look down on = neerkijken op
regard = beschouwen
throw a party = een feestje geven
forecast = voorspelling
attendant = bewaker
insect = insect
magnifying glass = vergrootglas
vision = zicht
protector = beschermer
curved = gebogen
reflect = weergeven
put off = afschrikken
prepared = voorbereid
react = reageren
opinion = opinie
interact = omgaan (met)
extend = verlengen
grade = cijfer
order = bestellen
receipt = kassabon
automatically = automatisch
make an early start = vroeg weggaan
crowd = menigte
speak highly of sb = hoog opgeven van iemand
loose = ruimzittend
blank = lege plek
coincidence = toeval
fate = lot
Astronomer = astronoom
atmosphere = (atmo)sfeer
aspect = aspect
climate = klimaat
sudden = plotseling
gust = vlaag
receive = ontvangen
manuscript = manuscript
deliver = bezorgen
imitation = imitatie
replica = replica
pattern = patroon
out of touch = verheven
at a loss = perplex staan
in the end = uiteindelijk
fortune = fortuin
astounded = verbaasd
evidence = bewijs
match up = overeenkomen
apparently = blijkbaar
link = een verbinding vormen
draw up = opdagen
confront = confronteren
tie up = vastbinden
cellar = kelder
trace = spoor
outcome = uitkomst
come across = tegenkomen
point = wat is het nut?
waste = verspilling
path = pad
outfit = outfit
suit = staan
solve = oplossen