Basiswoordenlijst 2 Boni
Bij methode New Headway English Course aangemaakt op 03-01-2023 door sven en inmiddels 235 keer bekeken.
Leerjaar: 5
Niveau: vwo
Vragen
a means = een middel a plea = excuus, pleidooi accordingly = in overeenstemming met acquisition = aanwinst actual = echt aid = hulp alien = vreemdeling alley = steeg ally = bondgenoot appalling = slecht appendix = blindedarm application = sollicitatie ascertain = nagaan assemble = samenkomen assumption = veronderstelling atrocious = gruwelijk beyond = voorbij bound to = zeker boundary = grens brisk = vlot commitment = betrokkenheid, verplichting commodity = artikel compassion = medelijden compile = verzamelen complement = bekroning complexion = uiterlijk comply = gehoorzamen compulsion = verplichting condense = inkorten confine = beperken confirm = bevestigen conform = zich aanpassen consent = instemming consist = afhangen van consistent = consequent conspicuous = opvallend consumer = consument contagious = besmettelijk contaminate = besmetten convenient = geschikt current = huidig damning = belastend decay = verval dedicate = opdragen deflect = afleiden detain = aanhouden diminish = verminderen dispose of = zich ontdoen van disposed = bereid disprove = weerleggen distort = verstoren draw upon = een beroep doen op dubious = dubieus elicit = uitlokken eligible = geschikt embody = belichamen embrace = omarmen emphasize = benadrukken encroach = opdringen endorse = beamen endure = doorstaan enforce = afdwingen enhance = versterken entertain = vermaken establish = vaststellen estimate = schatten evaluate = beoordelen excessive = buitensporig exist = bestaan fabric = structuur facilitate = vergemakelijken fasten = vastmaken feminine = vrouwelijke manier van doen forfeit = verspeeld fortify = beschermd door frantic = dol generate = opwekken grave = ernstige harbour = haven hazardous = gevaarlijk huge = reusachtig identify = identificeren illuminate = verlicht immodest = onfatsoenlijk impact = invloed imperative = noodzakelijk implicit = impliciet in connection with = in verband met in what respect = in welk opzicht edible = eetbaar indecent = onbeschaafd indicate = aanwijzen indispensable = onmisbaar infer = conclusies trekken ingenious = ingenieus inherent = eigen aan inhibited = geremd injure = verwonden insist = eisen lack = gebrek lenient = soepel magnitude = grootte manifest = duidelijk maken menace = bedreiging merciful = genadig merely = slechts mill, plant, factory = fabriek misfortune = pech modify = aanpassen moist = vochtig muscle = spier muster = bijeenkomen mutual = wederzijds notion = concept nurture = opvoeden obtain = bemachtigen occur = plaatsvinden oppress = onderdrukken outcome = resultaat overstatement = overdrijving participate = deelnemen peasant = pachtboer peril = gevaar perilous = gevaarlijk perpetual = eeuwige pertinent = relevant phenomenon = fenomeen precede = voorgaan predict = voorspellen Predominantly = voornamelijk presumption = veronderstelling proficient = vakkundig persue = achtervolgen queue = rij quick = snel rate = snelheid, koers recede = zich terugtrekken recur = terugkeren relentless = medogenloos require = vereist respite = zonder onderbreking restain = tegenhouden risk = risico root = basis rural = agrarisch sequel = gevolg, vervolg shift = verschuiving signify = betekenen similar = gelijke subside = wegzakken suffice = voldoen suitable = geschikt supress = onderdrukken the affluent society = de welvaartstaat the establishment = gevestigde orde to account for = verklaren to aid = helpen to aim at = richten op to apply for = solliciteren naar to apply to = van toepassing zijn op to appoint = benoemen to ascend = stijgen to assemble = zich verzamelen to assess = schatten to assume = aannemen to assure = verzekeren to avoid = vermijden to be beyond someone = te boven gaan to be concerned with = betreffen to be directed against = gericht zijn tegen to be faced by = geconfronteerd worden met to be subject to = onderhevig zijn aan to cater for = verzorgen to challenge = uitdagen to coincide = samenvallen to compete = concurreren to compress = samendrukken to conceal = verbergen to conduct = leiden to contemplate = overwegen to convert = bekeren to cope with = aankunnen to corner = in de hoek drijven to descend = afdalen to detect = ontdekken to deter = afschrikken to emerge = te voorschijn komen to emphasize = benadrukken to exaggerate = overdrijven to exceed = te boven gaan to exclude = uitsluiten to extract = uittrekken to fortify = versterken to have in common = gemeen hebben to impel = aanzetten tot to imply = betekenen to impress = indruk maken to interfere = zich bemoeien met to justify = rechtvaardigen to obscure = verduisteren to paraphrase = in andere woorden zeggen to presume = veronderstellen to pronounce = uitspreken to pursue = achtervolgen to quote = citeren to range = variëren, rangschikken to reassure = gerust stellen to recommend = aanbevelen to reconcile = verzoenen to reflect = nadenken over to renounce = afzien van to reproach = verwijten to resume = hervatten to retaliate = wraak nemen to reveal = onthullen to revert to = terugbrengen tot to scatter = verspreiden to store = opslaan to suffer = lijden aan to suppress = onderdrukken to take into account = rekening houden met to tempt = verleiden tot to tend to = de neiging hebben om te to treat = behandelen to yield = opleveren topic = onderwerp topical = actueel trait = trek translate = vertalen transparent = doorzichtig undergo = ondergaan understatement = te weinig zeggende bewering undertake = ondernemen unsound = ongezond unsuitable = ongeschikt utter = uiten vary = variëren venture = gevaarlijke onderneming viable = levensvatbaar vital = essentieel vivid = levendig wicked, evil = slecht with reference to = met betrekking tot