Basiswoordenlijst 2 Boni

Bij methode New Headway English Course aangemaakt op 03-01-2023 door sven en inmiddels 139 keer bekeken.
Leerjaar: 5 Niveau: vwo

Vragen

a means = een middel
a plea = excuus, pleidooi
accordingly = in overeenstemming met
acquisition = aanwinst
actual = echt
aid = hulp
alien = vreemdeling
alley = steeg
ally = bondgenoot
appalling = slecht
appendix = blindedarm
application = sollicitatie
ascertain = nagaan
assemble = samenkomen
assumption = veronderstelling
atrocious = gruwelijk
beyond = voorbij
bound to = zeker
boundary = grens
brisk = vlot
commitment = betrokkenheid, verplichting
commodity = artikel
compassion = medelijden
compile = verzamelen
complement = bekroning
complexion = uiterlijk
comply = gehoorzamen
compulsion = verplichting
condense = inkorten
confine = beperken
confirm = bevestigen
conform = zich aanpassen
consent = instemming
consist = afhangen van
consistent = consequent
conspicuous = opvallend
consumer = consument
contagious = besmettelijk
contaminate = besmetten
convenient = geschikt
current = huidig
damning = belastend
decay = verval
dedicate = opdragen
deflect = afleiden
detain = aanhouden
diminish = verminderen
dispose of = zich ontdoen van
disposed = bereid
disprove = weerleggen
distort = verstoren
draw upon = een beroep doen op
dubious = dubieus
elicit = uitlokken
eligible = geschikt
embody = belichamen
embrace = omarmen
emphasize = benadrukken
encroach = opdringen
endorse = beamen
endure = doorstaan
enforce = afdwingen
enhance = versterken
entertain = vermaken
establish = vaststellen
estimate = schatten
evaluate = beoordelen
excessive = buitensporig
exist = bestaan
fabric = structuur
facilitate = vergemakelijken
fasten = vastmaken
feminine = vrouwelijke manier van doen
forfeit = verspeeld
fortify = beschermd door
frantic = dol
generate = opwekken
grave = ernstige
harbour = haven
hazardous = gevaarlijk
huge = reusachtig
identify = identificeren
illuminate = verlicht
immodest = onfatsoenlijk
impact = invloed
imperative = noodzakelijk
implicit = impliciet
in connection with = in verband met
in what respect = in welk opzicht
edible = eetbaar
indecent = onbeschaafd
indicate = aanwijzen
indispensable = onmisbaar
infer = conclusies trekken
ingenious = ingenieus
inherent = eigen aan
inhibited = geremd
injure = verwonden
insist = eisen
lack = gebrek
lenient = soepel
magnitude = grootte
manifest = duidelijk maken
menace = bedreiging
merciful = genadig
merely = slechts
mill, plant, factory = fabriek
misfortune = pech
modify = aanpassen
moist = vochtig
muscle = spier
muster = bijeenkomen
mutual = wederzijds
notion = concept
nurture = opvoeden
obtain = bemachtigen
occur = plaatsvinden
oppress = onderdrukken
outcome = resultaat
overstatement = overdrijving
participate = deelnemen
peasant = pachtboer
peril = gevaar
perilous = gevaarlijk
perpetual = eeuwige
pertinent = relevant
phenomenon = fenomeen
precede = voorgaan
predict = voorspellen
Predominantly = voornamelijk
presumption = veronderstelling
proficient = vakkundig
persue = achtervolgen
queue = rij
quick = snel
rate = snelheid, koers
recede = zich terugtrekken
recur = terugkeren
relentless = medogenloos
require = vereist
respite = zonder onderbreking
restain = tegenhouden
risk = risico
root = basis
rural = agrarisch
sequel = gevolg, vervolg
shift = verschuiving
signify = betekenen
similar = gelijke
subside = wegzakken
suffice = voldoen
suitable = geschikt
supress = onderdrukken
the affluent society = de welvaartstaat
the establishment = gevestigde orde
to account for = verklaren
to aid = helpen
to aim at = richten op
to apply for = solliciteren naar
to apply to = van toepassing zijn op
to appoint = benoemen
to ascend = stijgen
to assemble = zich verzamelen
to assess = schatten
to assume = aannemen
to assure = verzekeren
to avoid = vermijden
to be beyond someone = te boven gaan
to be concerned with = betreffen
to be directed against = gericht zijn tegen
to be faced by = geconfronteerd worden met
to be subject to = onderhevig zijn aan
to cater for = verzorgen
to challenge = uitdagen
to coincide = samenvallen
to compete = concurreren
to compress = samendrukken
to conceal = verbergen
to conduct = leiden
to contemplate = overwegen
to convert = bekeren
to cope with = aankunnen
to corner = in de hoek drijven
to descend = afdalen
to detect = ontdekken
to deter = afschrikken
to emerge = te voorschijn komen
to emphasize = benadrukken
to exaggerate = overdrijven
to exceed = te boven gaan
to exclude = uitsluiten
to extract = uittrekken
to fortify = versterken
to have in common = gemeen hebben
to impel = aanzetten tot
to imply = betekenen
to impress = indruk maken
to interfere = zich bemoeien met
to justify = rechtvaardigen
to obscure = verduisteren
to paraphrase = in andere woorden zeggen
to presume = veronderstellen
to pronounce = uitspreken
to pursue = achtervolgen
to quote = citeren
to range = variëren, rangschikken
to reassure = gerust stellen
to recommend = aanbevelen
to reconcile = verzoenen
to reflect = nadenken over
to renounce = afzien van
to reproach = verwijten
to resume = hervatten
to retaliate = wraak nemen
to reveal = onthullen
to revert to = terugbrengen tot
to scatter = verspreiden
to store = opslaan
to suffer = lijden aan
to suppress = onderdrukken
to take into account = rekening houden met
to tempt = verleiden tot
to tend to = de neiging hebben om te
to treat = behandelen
to yield = opleveren
topic = onderwerp
topical = actueel
trait = trek
translate = vertalen
transparent = doorzichtig
undergo = ondergaan
understatement = te weinig zeggende bewering
undertake = ondernemen
unsound = ongezond
unsuitable = ongeschikt
utter = uiten
vary = variëren
venture = gevaarlijke onderneming
viable = levensvatbaar
vital = essentieel
vivid = levendig
wicked, evil = slecht
with reference to = met betrekking tot