Hoofdstuk 1 - Nouns

Bij methode Matrix Foundation aangemaakt op 03-05-2021 door siem en inmiddels 352 keer bekeken.
Leerjaar: 1

Vragen

airport = luchthaven
answer = antwoord
armchair = armstoel
bath = bad
bathroom = badkamer
beach = strand
bed = bed
bedroom = slaapkamer
bench = bank (in een park)
bike = fiets
book = boek
box = doos
bread = brood
breakfast = ontbijt
british = brits
building = gebouw
car = auto
ceremony = ceremonie
character = karakter
cheese = kaas
chest of drawers = ladenkast
Christmas = Kerstmis
cinema = bioscoop
city = stad
clothes = kleren
contest / match = wedstrijd
cooker = fornuis
cooking = koken
cup = kopje
cupboard = kast
desk = bureau
diary = agenda / dagboek
dinner = avondeten
door = deur
food = eten
Football = voetbal
forest = bos
Friday = vrijdag
fridge = koelkast
friend = vriend
game = spel
garden = tuin
glasses = bril
Holiday = vakantie
home = thuis
homework = huiswerk
horse = paard
hour = uur
house = huis
housework = huishoudelijk werk
jail / prison = gevangenis
job = baan / werk
joke = grapje
lake = meer
land = platteland / grond
language = taal
letter = brief
life = leven
magazine = tijdschrift
market = markt
marriage = huwelijk
Maths = wiskunde
meat = vlees
minute = minuut
mistake = fout / vergissing
Monday = maandag
money = geld
month = maand
nationality = nationaliteit
nature = natuur
neighbour = buur
news = nieuws
newspaper = krant
object = voorwerp
outside = buiten
painting = schilderij
pancake = pannenkoek
paper = papier
parents = ouders
people = mensen
photograph = foto
prisoner = gevangene
road = weg
room = kamer
rug = tapijt
sand = zand
Saturday = zaterdag
sea = zee
second = seconde
shave = scheerbeurt
shelf = plank
shop = winkel
shopping = boodschappen
shower = douche
sign = teken
sink = gootsteen
sister = zus
skirt = rok
soap = zeep
sofa / coach = bank
subject = onderwerp / vak
summer = zomer
Sunday = zondag
table = tafel
tea = thee
teenager = tiener
teeth = tanden
telephone = telefoon
tennis = tennis
text message = sms
thing = ding
Thursday = donderdag
tourism = toerisme
tourist = toerist
town / city = stad / gemeente
tradition = traditie
tribe = stam / volksstam
Tuesday = dinsdag
United States = Verenigde Staten
Vegetable = groente
village = dorp
walk = wandeling
war = oorlog
wardrobe = kleerkast
washbasin = wastafel / wasbak
washing = was
washing machine = wasmachine
Wednesday = woensdag
word = woord
work = werk
world = wereld