Hoofdstuk 5 - overhoring heel unit 5
Bij methode Go for it! deel 1 aangemaakt op 10-10-2022 door sara en inmiddels 275 keer bekeken.
Leerjaar: 1
Vragen
robbery = beroving;overval officer = agent pond = vijver path = pad suddenly = plotseling to jump = springen bush = struik really = echt waar to describe = omschrijven fairly = tamelijk strange = vreemd to take off = afhouden van exit = uitgang actually = eigenlijk to seem = lijken van = bestelwagen gate = poort entrance = ingang playground = speeltuin interesting = interessant extraordinary = buitengewoon great = fantastisch What's up? = Wat is er aan de hand? Oh dear, how awful. = Ach, wat erg. Beg your pardon? = pardon? I guess so. = Ik denk het wel. What exactly did you see? = Wat heb je precies gezien? It seemed a strange handbag to me. = Het leek me een vreemde handtas. It was shaped like an apple = Het had de vorm van een appel. It had a strange colour. = Het had een vreemde kleur. Could you say that again please? = Kun je dat alsjeblieft opnieuw zeggen? Now you mention it. = Nu u het zegt. That's a relief. = Dat is een opluchting. to hang out = rondhangen to drop litter = afval achterlaten to vandalise = vernielen to scare = bang maken tidy = netjes politician = politicus community group = buurtcomité meeting = bijeenkomst to talk = praten issue = zaak run down = in slechte staat decent = fatsoenlijk to gather = bij elkaar komen car park = parkeerplaats antisocial = asociaal behaviour = gedrag safe = veilig difference = verschil annoying = irritant to emberrass = voor paal zetten equipment = speeltoestellen freedom = vrijheid to hurt = pijn doen to reckon = denken spokesman = woordvoerder to hire = huren skate = rolschaats size = maat to fetch = halen chin = kin To trust = vertrouwen chrash helmet = helm nasty = lelijk kneepad = kniebeschermer discount = korting to look = eruitzien trick = truc somersault = salto wuss = bangerik to watch out = uitkijken ice cream staal = ijscokraam giant = reusachtig leap = sprong mankind = mensheid to hit = raken I'm a five and he's an eight. = Ik heb maat vijf en hij heeft maat acht. Stop worrying! = Maak je niet zo druk! You'll be fine. = Het komt wel goed met je. What do you mean? = Wat bedoelt u? You're yoking, aren't you? = U maakt een grapje zeker? You look smart with your helmet on! = Je ziet er goed uit met je helm op! How exciting! = Wat spannend! I've got the hang of it. = Ik heb de slag te pakken. I can't believe it. = Niet te geloven. I'm amazed. = Ik sta versteld. I can't hear you. = Ik kan je niet verstaan. Can you speak up? = Kun je wat harder praten? to disappear = verdwijnen past = voorbij;verleden;gebeurd to plug into = aansluiten op reason = reden to wake up = wakker worden to become = worden to get along with = opschieten met mostly = in het algemeen glad = blij comfortable = op zijn gemak even = zelfs twice = twee keer to make sense = verstandig zijn tiny = piepklein;klein insane = krankzinnig to improve = verbeteren ramp = helling