⦾ alles laten zien ⦿ alles verbergen ⇄ omdraaien ⤨ herhaal moeilijk ⤨ shuffle

Overhoren - Hoofdstuk 5 - overhoring heel unit 5 - 1

Overhoor jezelf! Bedenk wat het woordje moet zijn en typ het in of klik op . Geef vervolgens eventueel aan of je het goed had met of . Weet je het bijna? Vraag dan een hint met ?. Alles kan ook met het toetsenbord. Typ hiervoor de antwoorden in en gebruik de pijtjes.

Engels Nederlands
beroving;overval = ... ?
agent = ... ?
vijver = ... ?
pad = ... ?
plotseling = ... ?
springen = ... ?
struik = ... ?
echt waar = ... ?
omschrijven = ... ?
tamelijk = ... ?
vreemd = ... ?
afhouden van = ... ?
uitgang = ... ?
eigenlijk = ... ?
lijken = ... ?
bestelwagen = ... ?
poort = ... ?
ingang = ... ?
speeltuin = ... ?
interessant = ... ?
buitengewoon = ... ?
fantastisch = ... ?
Wat is er aan de hand? = ... ?
Ach, wat erg. = ... ?
pardon? = ... ?
Ik denk het wel. = ... ?
Wat heb je precies gezien? = ... ?
Het leek me een vreemde handtas. = ... ?
Het had de vorm van een appel. = ... ?
Het had een vreemde kleur. = ... ?
Kun je dat alsjeblieft opnieuw zeggen? = ... ?
Nu u het zegt. = ... ?
Dat is een opluchting. = ... ?
rondhangen = ... ?
afval achterlaten = ... ?
vernielen = ... ?
bang maken = ... ?
netjes = ... ?
politicus = ... ?
buurtcomité = ... ?
bijeenkomst = ... ?
praten = ... ?
zaak = ... ?
in slechte staat = ... ?
fatsoenlijk = ... ?
bij elkaar komen = ... ?
parkeerplaats = ... ?
asociaal = ... ?
gedrag = ... ?
veilig = ... ?
verschil = ... ?
irritant = ... ?
voor paal zetten = ... ?
speeltoestellen = ... ?
vrijheid = ... ?
pijn doen = ... ?
denken = ... ?
woordvoerder = ... ?
huren = ... ?
rolschaats = ... ?
maat = ... ?
halen = ... ?
kin = ... ?
vertrouwen = ... ?
helm = ... ?
lelijk = ... ?
kniebeschermer = ... ?
korting = ... ?
eruitzien = ... ?
truc = ... ?
salto = ... ?
bangerik = ... ?
uitkijken = ... ?
ijscokraam = ... ?
reusachtig = ... ?
sprong = ... ?
mensheid = ... ?
raken = ... ?
Ik heb maat vijf en hij heeft maat acht. = ... ?
Maak je niet zo druk! = ... ?
Het komt wel goed met je. = ... ?
Wat bedoelt u? = ... ?
U maakt een grapje zeker? = ... ?
Je ziet er goed uit met je helm op! = ... ?
Wat spannend! = ... ?
Ik heb de slag te pakken. = ... ?
Niet te geloven. = ... ?
Ik sta versteld. = ... ?
Ik kan je niet verstaan. = ... ?
Kun je wat harder praten? = ... ?
verdwijnen = ... ?
voorbij;verleden;gebeurd = ... ?
aansluiten op = ... ?
reden = ... ?
wakker worden = ... ?
worden = ... ?
opschieten met = ... ?
in het algemeen = ... ?
blij = ... ?
op zijn gemak = ... ?
zelfs = ... ?
twee keer = ... ?
verstandig zijn = ... ?
piepklein;klein = ... ?
krankzinnig = ... ?
verbeteren = ... ?
helling = ... ?

Klaar!