Hoofdstuk 22 - Hoofdstukken 22 - 31
Bij methode Start Up deel 22 aangemaakt op 01-12-2021 door anna en inmiddels 342 keer bekeken.
Leerjaar: 2
Niveau: vwo
Vragen
to travel = reizen station = station railway = spoorweg train = trein to leave (left – left) = verlaten to leave = achterlaten to leave / to depart = vertrekken airport = luchthaven departure = vertrek platform = perron passenger = passagier to wait (for) = wachten (op) bus stop = bushalte nearest = dichtsbijzijnde queue = rij to arrive = aankomen arrival = aankomst next = volgende to return = terugkomen ticket = kaartje single / single ticket = enkele reis price = prijs return / return ticket = retourtje to be in a hurry = haast hebben to hurry = zich haasten plenty of = volop journey = reis (over land) voyage = reis (per boot) plane = vliegtuig airline = luchtvaartmaatschappij to take off (took – taken) = opstijgen to land = landen pilot = piloot flight = vlucht to fly (flew – flown) = vliegen underground = metro subway = voetgangerstunnel tube = metro to wave = wuiven to get on = instappen to get off = uitstappen beside = naast close to = dicht bij luggage / baggage = bagage locker = kluisje coach = touringcar / bus van = bestelwagen lorry / truck = vrachtwagen taxi / cab = taxi cabin = hut crew = bemanning wreck = wrak lifejacket = reddingsvest timetable = dienstregeling to catch (caught – caught) = halen (trein / bus) seat = stoel / zitplaats to rescue = redden lifeboat = reddingsboot yacht = jacht lane = rijbaan vehicle = voertuig to repair = repareren mechanic = monteur petrol = benzine petrol station = benzinepomp to use = gebruiken oil = olie to check = controleren fuel = brandstof wheel = wiel tyre = band / buitenband flat tyre = lekke band in front of = voor mirror = spiegel driving licence = rijbewijs to be able = in staat zijn / kunnen engine = motor brake = rem to brake = remmen boot = kofferruimte gear = versnelling Holiday = vakantie on holiday = op vakantie abroad = in / naar het buitenland Country = land foreign = buitenlands foreigner = buitenlander guest = gast to stay = overnachten / verblijven tired = moe to need = nodig hebben to book = boeken / reserveren suitcase = koffer heavy = zwaar to lift = optillen to carry = dragen bag = tas / zak passport = paspoort visa = visum valid = geldig travel agency = reisbureau to arrange = regelen alone / on your own = alleen to camp = Kamperen campsite / camping site = camping nationality = nationaliteit trip = reis / reisje cycling trip = fietstocht castle = kasteel guide = gids tourist = toerist group = groep to forget (forgot – forgotten) = vergeten sight = bezienswaardigheid famous = beroemd to visit = bezoeken visit = bezoek visitor = bezoeker map = kaart / landkaart to find (found – found) = vinden place = plaats to fill in = invullen form = formulier to enjoy = genieten van while = terwijl to pack = inpakken to park = parkeren car park = parkeerterrein to hitchhike = liften lift = lift to offer = aanbieden to spend (spent – spent) = uitgeven strange = vreemd stranger = vreemde / vreemdeling photo / photograph = foto camera = fototoestel / camera picture = plaatje / foto to emigrate = emigreren to plan = van plan zijn together = samen border = grens ferry = veerboot to sail = varen to sail = zeilen sailor = zeeman harbour / port = haven captain = kapitein on board = aan boord ashore = aan land surroundings = omgeving The surroundings are beautiful = De omgeving is mooi to attract = trekken / aantrekken to continue = voortzetten to cancel = annuleren Mediterranean / Mediterranean Sea = Middellandse Zee Tourist information Centre = VVV information = informatie / inlichtingen duty free / tax free = belastingvrij through = door to take = duren Channel Tunnel = Kanaaltunnel guest house = pension to hire = huren to rent = huren (huis) rent = huur holiday cottage = vakantiehuisje bed and breakfast = kamer met ontbijt single / single room = eenpersoonskamer double / double room = tweepersoonskamer youth = jeugd youth hostel = jeugdherberg expensive = duur cheap = goedkoop accommodation = accommodatie indoor = overdekt customs officer = douanebeambte to fasten = vastmaken to hijack = kapen to crash = neerstorten miracle = wonder primary school = basisschool secondary school = middelbare school comprehensive school = scholengemeenschap education = opleiding head / headmaster = hoofd (van school) pupil = leerling class / form = klas classroom = klaslokaal lesson = les to teach (taught – taught) = onderwijzen teacher = leraar / lerares to do homework = huiswerk maken free = vrij question = vraag to know (knew – known) = weten / kennen to answer = antwoorden answer = antwoord to reply = antwoorden reply = antwoord wrong = fout / verkeerd right / correct = juist to learn = leren by heart = uit het hoofd to think (thought – thought) = denken to count = tellen break = pauze to translate = vertalen translation = vertaling exam / examination = examen hard = hard test = toets / proefwerk mark / grade = cijfer average = gemiddeld to pass = slagen voor pass / pass mark = voldoende to fail = zakken voor fail / fail mark = onvoldoende to study = studeren student = student glad = blij language = taal to guess = raden / gissen difficult = moeilijk easy = gemakkelijk difficulty = moeilijkheid to seem = lijken / schijnen mistake = fout sentence = zin noise = lawaai report = rapport exercise = oefening example = voorbeeld for example = bijvoorbeeld to explain = uitleggen to finish = afmaken to write (wrote – written) = schrijven to mean (meant – meant) = betekenen meaning = betekenis subject = vak permission = toestemming good at = goed in to decide = besluiten decision = besluit absent = afwezig some / a few = enkele / een paar to choose (chose –chosen) = kiezen choice = keuze clever / smart = knap / slim memory = geheugen diary = agenda diary = dagboek to do your best = je best doen to spell = spellen timetable = rooster important = belangrijk period = lesuur geography = aardrijkskunde History = geschiedenis mathematics / maths = wiskunde Chemistry = scheikunde physics = natuurkunde science = combinatie natuurkunde / scheikunde biology = biologie physical education / PE = gymnastiek Technology = techniek computer science = informatica art = tekenen craft = handvaardigheid social science = maatschappijleer