alle woordjes

Bij methode Start Up deel 36-40 aangemaakt op 24-03-2021 door eva en inmiddels 422 keer bekeken.
Leerjaar: 1 Niveau: vmbo-lwoo/vmbo-bb/vmbo-kbl/vmbo-t/vmbo-kgt/vmbo-bk/havo/vwo

Vragen

to mean (meant – meant) = betekenen
meaning = betekenis
subject = vak
permission = toestemming
good at = goed in
to decide = besluiten
decision = besluit
absent = afwezig
some / a few = enkele / een paar
to choose (chose –chosen) = kiezen
choice = keuze
clever / smart = knap / slim
memory = geheugen
diary = agenda
diary = dagboek
to do your best = je best doen
to spell = spellen
timetable = rooster
important = belangrijk
period = lesuur
geography = aardrijkskunde
History = geschiedenis
mathematics / maths = wiskunde
Chemistry = scheikunde
physics = natuurkunde
science = combinatie natuurkunde / scheikunde
biology = biologie
physical education / PE = gymnastiek
Technology = techniek
computer science = informatica
art = tekenen
craft = handvaardigheid
social science = maatschappijleer
to read = lezen
magazine = tijdschrift
library = biblotheek
newspaper = krant
paper = papier
page = bladzijde
boring = saai / vervelend
advertisement = advertentie
story = verhaal
ghost = spook
dictionary = woordenboek
to use = gebruiken
useful = nuttig
useless = nutteloos
line = regel
comic = stripverhaal
to be about = gaan over
really = echt / werkelijk
reality = de werkelijkheid
to interest = interesseren
interesting = interessant
chapter = hoofdstuk
letter = brief
dear = beste
signature = handtekening
to post / to mail = posten
post / mail = post
address = adres
postcode = postcode
to receive = ontvangen
card = kaart
to send (sent – sent) = sturen / zenden
postcard = kaart / ansichtkaart
stamp = postzegel
post office = postkantoor
parcel = pakje
postman = postbode
writer / author = schrijver
personal = persoonlijk
pencil = potlood
to print = drukken (bijv. boek)
envelope = envelop
biro / ballpoint = balpen
article = artikel
to copy = kopieren
to copy = overschrijven
to speak = spreken
to understand = verstaan;begrijpen
conversation = gesprek
to talk = praten
loud = luid
voice = stem
sound = geluid
to listen (to) = luisteren (naar)
to repeat = herhalen
perfect = perfect;volmaakt
to mention = noemen
to shout = schreeuwen
pardon = wat zegt u
to speak to = spreken met
just a moment = een ogenblikje
to call back = terugbellen
this is ...;...speaking = (je spreekt) met ...
....speaking speaking = (je spreekt) met ...
subject = onderwerp
to sing = zingen
to discuss = bespreken / discussiëren
discussion = bespreking / discussie
silence = stilte
silent = stil
to interrupt = onderbreken
to mean = bedoelen
to play = spelen
player = speler
match = wedstrijd
to run = rennen
to swim = zwemmen
swimming pool = zwembad
to win = winnen
to lose = verliezen
though = hoewel
although = hoewel
field = veld
champion = kampioen
championship = kampioenschap
game = spel
medal = medaille
gold = gouden
prize = prijs
silver = zilveren
world = wereld
soccer = voetbal
Football = voetbal
stadium = toeschouwer
number = nummer
member = lid
to throw = gooien
home match = thuiswedstrijd (Hoofdstuk 36)
away match = uitwedstrijd
defeat = nederlaag
win = overwinning
victory = overwinning
a draw = een gelijk spel
congratulations = gefeliciteerd
to congratulate = feliciteren
to skate = schaatsen
tennis court = tennisbaan
fair = sportief
oppenent = tegenstander
to beat = verslaan
to catch = vangen
to catch = grijpen
to kick = trappen
to kick = schoppen
record = record
to support = steunen
special = speciaal
sailboard = zeilplank
to change = veranderen
change = verandering
different = verschillend
difference = verschil
yet = toch
to defend = verdedigen
spare time / free time / leisure time = vrije tijd (Hoofdstuk 37)
to spend = besteden
to watch = kijken naar
to practise = oefenen
practice = oefening
melody / tune = melodie
to collect = verzamelen
collection = verzameling
sold out = uitverkocht
cinema = bioscoop
interval = pauze
theatre = schouwburg / theater
play = toneelstuk
actor = acteur / toneelspeler
well-known = bekend
television serial = televisieserie
fun = lol
funny = grappig / vreemd
fun fair / fair = kermis
cartoon = tekenfilm / cartoon
joke = grap
level = niveau
animal = dier (Hoofdstuk 38)
lion = leeuw
wild = wild
tiger = tijger
monkey = aap
elephant = olifant
zoo = dierentuin
Fox = vos
tail = staart
shark = haai
deer = hert (mv: deer)
mouse = muis (mv: mice)
wolf = wolf (mv: wolves)
pet = huisdier
bird = vogel
canary = kanarie
wing = vleugel
insect = insect
fly = vlieg
spider = spin
snake = slang
to bite = bijten (bit - bitten)
whale = walvis
ant = mier
cage = kooi
budgie = parkiet
master = baas / meester
trap = val
goat = geit
donkey = ezel (Hoofdstuk 39)
horse = paard
vet = dierenarts
cow = koe
farmer = boer
farm = boerderij
pig = varken
fat = dik / vet
sheep = schaap (mv: sheep)
lamb = lam
cattle = vee
to jump = springen
dolphin = dolfijn
rabbit = konijn
duck = eend
swan = zwaan
parrot = papegaai
pigeon = duif
bull = stier
seal = zeehond
wasp = wesp
to sting = steken (stung - stung)
bee = bij
turtle = schildpad
butterfly = vlinder
frog = kikker
to feed = voeren (fed - fed)
goose = gans (mv: geese)
weather = weer
shower = regenbui
to shine = schijnen (shone - shone)
to rain = regenen
rain = regen
to expect = verwachten
umbrella = paraplu
dry = droog
wet = nat
chance = kans
sun = zon
sunny = zonnig
climate = klimaat
cool = koel
bad = slecht
worse-worst = slechter-slechtst
used to = gewend aan
shade = schaduw (geen zon)
shadow = schaduw (vorm)
towel = handdoek