Hoofdstuk 1 - Relationships

Bij methode Engels Idioom aangemaakt op 19-12-2022 door saar en inmiddels 161 keer bekeken.
Leerjaar: 6 Niveau: vwo

Vragen

spouse = echtgenoot, echtgenote
offspring = kinderen, kroost
sibling = broer, zus
infant = klein kind (onder de 7 jaar)
youth = jongen, jongeman
elderly = bejaarden
ancestor = voorouder
posterity = nageslacht
hereditary = erfelijk
humanity = mensheid
to descend from = afstammen van
tribe = stam
ally = bondgenoot
associate = relatie
guardian = voogd
to rear = opvoeden, grootbrengen
to shack up = samenwonen
to fancy = verliefd zijn op
marital = huwelijks-, huwelijkse
matrimony = huwelijk
alimony = alimentatie
womanizer = rokkenjager
adultery = overspel
bigamy = bigamie, gelijktijdig getrouwd zijn met twee personen
single = alleenstaand
gap = kloof
row = ruzie
to maintain = onderhouden
affection = genegenheid
faithful = trouw
to age = ouder worden
to resemble = lijken op
familiar = bekend
guestroom = logeerkamer
coffin = doodskist
deceased = overledene
bereavement = sterfgeval, verlies van een dierbare
obituary = overlijdensbericht
cemetery = kerkhof
orphan = wees