Hoofdstuk 1 - Relationships
Bij methode Engels Idioom aangemaakt op 19-12-2022 door saar en inmiddels 263 keer bekeken.
Leerjaar: 6
Niveau: vwo
Vragen
spouse = echtgenoot, echtgenote offspring = kinderen, kroost sibling = broer, zus infant = klein kind (onder de 7 jaar) youth = jongen, jongeman elderly = bejaarden ancestor = voorouder posterity = nageslacht hereditary = erfelijk humanity = mensheid to descend from = afstammen van tribe = stam ally = bondgenoot associate = relatie guardian = voogd to rear = opvoeden, grootbrengen to shack up = samenwonen to fancy = verliefd zijn op marital = huwelijks-, huwelijkse matrimony = huwelijk alimony = alimentatie womanizer = rokkenjager adultery = overspel bigamy = bigamie, gelijktijdig getrouwd zijn met twee personen single = alleenstaand gap = kloof row = ruzie to maintain = onderhouden affection = genegenheid faithful = trouw to age = ouder worden to resemble = lijken op familiar = bekend guestroom = logeerkamer coffin = doodskist deceased = overledene bereavement = sterfgeval, verlies van een dierbare obituary = overlijdensbericht cemetery = kerkhof orphan = wees