Hoofdstuk 9 - Economics

Bij methode Engels Idioom aangemaakt op 17-12-2021 door david en inmiddels 314 keer bekeken.
Leerjaar: 0

Vragen

vat = btw
virtually = praktisch
to waver = aarzelen
to satisfy = bevredigen
stock (These items are out of stock) = voorraad
congestion = verstopping
site = locatie
to purchase = kopen
currency = valuta
instalment = termijn
range = assortiment
sample = monster
estate = landgoed
source = bron
setback = tegenslag
to extend = uitbreiden
port = haven
ordinary = gewoon
size = omvang
stock (some of these stockholders are only interested in preferred stocks) = aandeel
to settle = voldoen
bargain = koopje
to merge with = fuseren met
budget = begroting
rapid = snel
to insure = verzekeren
tax = belasting
circulation = omloop
economie = economisch
overdraft = bankschuld
the Stock Exchange = de beurs
to transfer = overmaken
economy = economie
per capita = per hoofd van de bevolking
affluence = rijkdom
prosperous = welvarend
unemployment = werkloosheid
selfsufficient = onafhankelijk
boost = stimulans
decline = afname
to reject = verwerpen
cutback = bezuiniging
gain = winst
profit = winst
lack = gebrek
stance = standpunt
despite = ondanks
vocational = beroeps-
to contribute = bijdragen
worthwhile = de moeite waard
scarce = schaars
to confine to = beperken tot
considerable = aanzienlijk
deceit = bedrog
to resume = hervatten
labour = arbeid
to ensure = garanderen
to distribute = verdelen
wealth = rijkdom
economical = zuinig
economically = economisch gezien
to inhibit = weerhouden
hardship = ontbering
shortage = tekort
income = inkomen
disastrous = rampzalig
reduction = korting
living standard = levensstandaard
destitution = bittere armoede
to assume = veronderstellen
to escape from = ontsnappen aan
continual = voortdurend
to evolve = ontwikkelen
corporation = bedrijf
consumer = koper
exploration = opsporing
effective = succesvol
to balance against = afwegen tegen
privatization = privatisering
Chancellor of the Exchequer = minister van Financiën
accountable = aansprakelijk
prize = prijs
to succour = steunen
supplier = leverancier
contractor = aannemer
to sell off = verkwanselen
dividend = winstaandeel
shares = aandeel
to trade = verhandelen