alle woorden H1+2+3+4
Bij methode Exam Idioms in Context aangemaakt op 17-03-2021 door anna en inmiddels 465 keer bekeken.
Leerjaar: 5
Vragen
adultery = overspel affection = genegenheid agonizing = zeer pijnlijk agony = ondragelijke pijn alimony = alimentatie allegiance = trouw (aan land / idee) ally = bondgenoot ancestor = voorouder anguish = enorme bezorgdheid en angst anxious = ongerust appalling = vreselijk aptitude = aanleg associate = relatie attendance = aanwezigheid attentive = oplettend biased = bevooroordeeld bigamy = bigamie / gelijktijdig getrouwd zijn met 2 personen bliss = gelijk / genot blunt = bot boarding school = kostschool breavement = sterfgeval / verlies van een dierbare Cardiac arrest = hartstilstand careers adviser = decaan cemetery = kerkhof coffin = doodskist commitment = grote inzet comprehension = begrip comprehensive school = scholengemeenschap compulsory = verplicht concerned = bezorgd condescending = neerbuigend contagious = besmettelijk contaminated = besmet curriculum = leerplan / vakkenpakket deceased = overledene deformed = mismaakt dejected = neerslachtig disabled = invalide disain = minachting elderly = bejaarden eloquent = welsprekend exasperated = erg geïrriteerd faithful = trouw familiar = bekend feeble = zwak fluency = spreekvaardigheid furious = woedend gap = kloof GCSE, General Certificate of Secondary Education = Examen Algemeen Voortgezet Onderwijs germ = bacterie grammar school = gymnasium grant = studiebeurs gratitude = dankbaarheid guardian = voogd guestroom = logeerkamer guinea pig = proefkonijn hereditary = erfelijk hilairous = zeer grappig hostile = vijandig humanity = mensheid illiterate = analfabeet incurable = ongeneeslijk indignant = verontwaardigd infant = klein kind (onder de 7 jaar) intoxicated = onder invloed (van alcohol of drugs) keen = enthousiast kidney = nier Lethal = dodelijk / zeer gevaarlijk malicious = kwaadaardig / boos malignant = kwaadaardig marital = huwelijks- / huwelijkse matrimony = huwelijk Morbid = ziekelijk numb = verstijfd / verdoofd obesity = zwaarlijvigheid obituary = overlijdensbericht obligatory = verplicht offspring = kroost / kinderen orphan = wees outrage = verontwaardiging overwhelmed = overweldigd Paralysis = verlamming Pathological = ziekelijk / abnormaal patronising = neerbuigend perception = waarneming posterity = nageslacht prescription = recept proficient = vaardig pronunciation = uitspraak public school = particuliere kostschool punctual = op tijd aanwezig resentment = haat / wrok Retarded = zwakbegaafd row = ruzie scholar = geleerde Sedative = kalmeringsmiddel seductive = verleidelijk sibling = zus / broer single = alleenstaand spouse = echtgenoot / echtgenote survey = overzicht suspicious = verdacht tedious = saai tendency = neiging term = trimester To administer = toedienen to advance = vorderen to age = ouder worden to alleviate = verlichten to appal = verbijsteren to assess = beoordelen to be eager = heel graag willen to be in detention = nablijven to benefit = goed doen to come to terms with = accepteren to comprehend = begrijpen to daunt = ontmoedigen to dedicate to = wijden aan to descend from = afstammen van to despise = minachten to disgest = verteren to envy = benijden / benijden om to excel = uitblinken to fany = verliefd zijn op To go into rehab = afkicken (van drugs / alcohol) to graduate = afstuderen to grieve = treuren / rouwen to implore = smeken To inoculate = inenten to long = sterk verlangen to maintain = onderhouden to mark = nakijken To moan = kreunen to monitor = controleren to mourn = treuren over / rouen over to multiply = vermenigvuldigen to neglect = verwaarlozen to overlook = over het hoofd zien to pant = hijgen to rear = opvoeden / grootbrengen To recuperate = herstellen To regain = terugkrijgen to resemble = lijken op to sense = voelen to shack up = samenwonen To shiver = rillen to soothe = verzachten To subject to = onderwerpen aan to submit = inleveren To suffocate = stikken to vomit = overgeven tribe = stam truant = spijbelaar tuition fee = schoolgeld vocabulary = woordenschat ward = (ziekenhuis)zaal womanizer = rokkenjager youth = jongen / jongeman