Hoofdstuk 2 - Meine Pläne
Bij methode Prima Plus 2.1 aangemaakt op 12-03-2021 door mats en inmiddels 462 keer bekeken.
Niveau: havo/vwo
Vragen
bestimmt = (vast en) zeker; beslist Er verdient bestimmt viel Geld. = Hij verdient beslist veel geld. das Ausland (geen mv) = het buitenland berühmt = beroemd glücklich = gelukkig hoffen = hopen kennenlernen = leren kennen der Mensch (Menschen) = de mens der Plan (Pläne) = Het plan reich = rijk arm = arm der Star (Stars) = de ster verheiratet = getrouwd spinnen = gek zijn Spinnst du? = Ben je gek? die Arbeit (geen mv) = het werk draußen = buiten drinnen = binnen Erklären = verklaren, uitleggen filmen = filmen das Interview (Interviews) = het interview korrigieren = corrigeren, nakijken die Operation (Operationen) = de operatie organisieren, organisiert, hat organisiert = organiseren reparieren, repariert, hat repariert = repareren mit Technik arbeiten = met techniek werken vorlesen, liest ... vor, hat vorgelesen = voorlezen zusammen sein = samen zijn gefallen, gefällt, hat gefallen = bevallen (prettig vinden) Lösen = (problemen) oplossen der Kollege (Kollegen) = de collega kreativ = creatief die Stelle (Stellen) = de baan die Stellenanzeige (Stellenanzeigen) = de advertentie voor een vacature (baan) das Studium (geen mv) = de studie weil = omdat der Bericht (Berichte) = het verslag, de scriptie stattfinden, findet ... statt, hat stattgefunden = plaatsvinden das Praktikum (Praktika) = de stage sauber machen = schoonmaken die Angst (Ängste) = de angst das Turnier (Turniere) = het toernooi der Verein (Vereine) = de vereniging der Frust (geen mv) = de frustratie führen = leiden joggen = joggen das Pech (geen mv) = de pech Recht haben = gelijk hebben rennen, rennt, ist gerannt = rennen Unbedingt = beslist verbessern = verbeteren anpassen = aanpassen frustriert sein = gefrustreerd zijn funktionieren = functioneren, werken gleichzeitig = tegelijkertijd, tevens konzentriert sein = geconcentreerd zijn löschen = verwijderen nervös = nerveus der Platz (Plätze) = de plaats reagieren = reageren springen, springt, ist gesprungen = springen das Talent (Talente) = het talent trosten = troosten aufgeben, gibt ... auf, hat aufgegeben = opgeven entscheidend = beslissend das Gefühl (Gefühle) = het gevoel hart = hard locker = probleemloos plötzlich = plotseling Er sagt, dass ... = Hij zegt, dat ... Wir denken, dass ... = Wij denken, dat ... Ich nehme an, dass ... = Ik neem aan, dat ... Ich vermute, dass ... = Ik vermoed, dat ... Wir hoffen, dass ... = wij hopen, dat ... Sie glauben, dass ... = Zij geloven, dat ... Sie hat das Gefühl, dass ... = Zij heeft het gevoel, dat ... Wir hoffen, dass du dir das alles gut gemerkt hast! = Wij hopen dat je alles goed onthouden hebt!