Hoofdstuk 2 - Meine Pläne

Bij methode Prima Plus 2.1 aangemaakt op 12-03-2021 door mats en inmiddels 378 keer bekeken.
Niveau: havo/vwo

Vragen

bestimmt = (vast en) zeker; beslist
Er verdient bestimmt viel Geld. = Hij verdient beslist veel geld.
das Ausland (geen mv) = het buitenland
berühmt = beroemd
glücklich = gelukkig
hoffen = hopen
kennenlernen = leren kennen
der Mensch (Menschen) = de mens
der Plan (Pläne) = Het plan
reich = rijk
arm = arm
der Star (Stars) = de ster
verheiratet = getrouwd
spinnen = gek zijn
Spinnst du? = Ben je gek?
die Arbeit (geen mv) = het werk
draußen = buiten
drinnen = binnen
Erklären = verklaren, uitleggen
filmen = filmen
das Interview (Interviews) = het interview
korrigieren = corrigeren, nakijken
die Operation (Operationen) = de operatie
organisieren, organisiert, hat organisiert = organiseren
reparieren, repariert, hat repariert = repareren
mit Technik arbeiten = met techniek werken
vorlesen, liest ... vor, hat vorgelesen = voorlezen
zusammen sein = samen zijn
gefallen, gefällt, hat gefallen = bevallen (prettig vinden)
Lösen = (problemen) oplossen
der Kollege (Kollegen) = de collega
kreativ = creatief
die Stelle (Stellen) = de baan
die Stellenanzeige (Stellenanzeigen) = de advertentie voor een vacature (baan)
das Studium (geen mv) = de studie
weil = omdat
der Bericht (Berichte) = het verslag, de scriptie
stattfinden, findet ... statt, hat stattgefunden = plaatsvinden
das Praktikum (Praktika) = de stage
sauber machen = schoonmaken
die Angst (Ängste) = de angst
das Turnier (Turniere) = het toernooi
der Verein (Vereine) = de vereniging
der Frust (geen mv) = de frustratie
führen = leiden
joggen = joggen
das Pech (geen mv) = de pech
Recht haben = gelijk hebben
rennen, rennt, ist gerannt = rennen
Unbedingt = beslist
verbessern = verbeteren
anpassen = aanpassen
frustriert sein = gefrustreerd zijn
funktionieren = functioneren, werken
gleichzeitig = tegelijkertijd, tevens
konzentriert sein = geconcentreerd zijn
löschen = verwijderen
nervös = nerveus
der Platz (Plätze) = de plaats
reagieren = reageren
springen, springt, ist gesprungen = springen
das Talent (Talente) = het talent
trosten = troosten
aufgeben, gibt ... auf, hat aufgegeben = opgeven
entscheidend = beslissend
das Gefühl (Gefühle) = het gevoel
hart = hard
locker = probleemloos
plötzlich = plotseling
Er sagt, dass ... = Hij zegt, dat ...
Wir denken, dass ... = Wij denken, dat ...
Ich nehme an, dass ... = Ik neem aan, dat ...
Ich vermute, dass ... = Ik vermoed, dat ...
Wir hoffen, dass ... = wij hopen, dat ...
Sie glauben, dass ... = Zij geloven, dat ...
Sie hat das Gefühl, dass ... = Zij heeft het gevoel, dat ...
Wir hoffen, dass du dir das alles gut gemerkt hast! = Wij hopen dat je alles goed onthouden hebt!