Overhoren - file 5 bk Phrases You Can Use helemaal - 1
Overhoor jezelf! Bedenk wat het woordje moet zijn en typ het in of klik op ⦾. Geef vervolgens eventueel aan of je het goed had met ✓ of ✗. Weet je het bijna? Vraag dan een hint met ?. Alles kan ook met het toetsenbord. Typ hiervoor de antwoorden in en gebruik de pijtjes.
Nederlands | Engels | ||
---|---|---|---|
Hij heeft een spijkerbroek en een wit T-shirt. | = | ... | ⦾ ? |
Zij heeft bruin haar. | = | ... | ⦾ ? |
Hij heeft een oorbel in zijn rechteroor. | = | ... | ⦾ ? |
Zij heeft een roze bloesje. | = | ... | ⦾ ? |
Hij heeft altijd sportschoenen aan. | = | ... | ⦾ ? |
Zij is vaak blij en ontspannen. | = | ... | ⦾ ? |
Soms doet hij grof tegen zijn vrienden. | = | ... | ⦾ ? |
Soms is ze zenuwachtig voor een proefwerk. | = | ... | ⦾ ? |
Hij was wel / niet alleen. | = | ... | ⦾ ? |
Zijn gezicht was een beetje bleek. | = | ... | ⦾ ? |
Hij heeft zwarte, harige wenkbrauwen. | = | ... | ⦾ ? |
Zijn ogen waren blauw, grijs, bruin, groen. | = | ... | ⦾ ? |
Hij droeg een blauw overhemd. | = | ... | ⦾ ? |
Hij had een rode sjaal om zijn nek. | = | ... | ⦾ ? |
Hij had een grijze hoed op zijn hoofd. | = | ... | ⦾ ? |
Hij reed op zijn paard. | = | ... | ⦾ ? |
Hij heeft een grote, zwarte snor. | = | ... | ⦾ ? |
Ik was wel / niet bang. | = | ... | ⦾ ? |